Over mij

Al sinds ik me kan herinneren ben ik gefascineerd door de relatie tussen taal, gedachten en werkelijkheid. Hoe het kan dat je datgene wat in je hoofd zit kunt omzetten in klanken die betekenis hebben, die een ander op zijn beurt kan begrijpen. Dat we de wereld om ons heen kunnen duiden, van het meest concrete tot het totaal abstracte. En dat we verhalen kunnen vertellen, soms heel realistisch, soms volkomen fantasievol. 

Tijdens mijn studiejaren heb ik me mogen verdiepen in dit onderwerp.

Liefde voor taal

Ik ben gek op taal. Ik las de hele kinderafdeling van de dorpsbibliotheek uit, schreef schriften vol met verhalen en op de middelbare school waren Engels, Frans, Latijn en Grieks mijn lievelingsvakken.

In 2009 begon ik aan de Universiteit Utrecht aan mijn bachelor taalwetenschap, om zo nog meer te leren over dat intrigerende, ongrijpbare fenomeen. ‘Taalwetenschap? Interessant! Welke taal leer je dan?’ werd mij keer op keer gevraagd en het antwoord was altijd: ik leer geen taal, ik leer óver taal. Over waarom kinderen eerst ‘koekje eten’ zeggen en later pas ‘ik eet een koekje’, waarom Chinezen geen verschil meer horen tussen ‘l’ en ‘r’ en waarom het Duits en het Bahasa Indonesisch eigenlijk niet zoveel van elkaar verschillen.

Ik sloot mijn bachelor af met een scriptie over constructies als Je joue du piano en Je joue de la guitare in het Frans. Ik was namelijk nieuwsgierig naar wat du en de la in die constructies deden. In het Nederlands zeggen we immers ‘Ik speel piano’.

Liefde voor wijsheid

Toch had ik nog steeds veel vragen, over gedachten en woorden en de wereld, en in 2011 besloot ik om ook wijsbegeerte te gaan studeren. Ik las er Wittgenstein, Searle en Kant. Ik leerde veel en eindigde met nog meer vragen.

Mijn eindscriptie ging over hoe we metaforen verwerken in onze hersenen. Ik richtte me daarbij specifiek op de Language of Thought-theorie van Jerry Fodor. Volgens deze filosoof werken onze hersenen als een computer en denken we in een zogenaamde Language of Thought. We verwerken de grammatica van een zin en daaruit kunnen we de betekenis halen. Maar metaforen, bijvoorbeeld ‘Margaret Thatcher is van ijzer’, blijken een probleem te vormen voor zijn theorie, omdat de betekenis van de zin, dat Thatcher een pittige tante is, niet volgt uit de grammatica.

Liefde voor beelden

Mijn passie voor metaforen was gewekt en ik kon mijn geluk niet op toen ik erachter kwam dat er aan de VU in Amsterdam een heel masterprogramma over bestond: Metaphor in Discourse. Een heel jaar verdiepte ik mij in de kracht van beeldspraak en hoe metaforen eigenlijk overal in ons alledaagse taalgebruik te vinden zijn.

Mijn masterscriptie schreef ik over hoe metaforen gebruikt worden in kunst: hoe we meteen gaan associëren als we een schilderij zien en daardoor vaak snel het afgebeelde verhaal herkennen. Ik deed dit aan de hand van een casus waarin ik liet zien hoe de schilder John Waterhouse drie mythen van Ovidius uitbeeldde op doek en welke rol metaforen daarin spelen.

John Waterhouse - Echo and Narcissus (1903)

Liefde voor boeken

Na mijn afstuderen ben ik aan de slag gegaan bij ISVW Uitgevers, eerst als stagiair en daarna als productiebegeleider. Ik vond het fantastisch om zo nauw betrokken te zijn bij de totstandkoming van een boek. En ik schreef zelfs een eigen boek: ‘Filosoferen maakt een eind aan al het gezeur’.

Inmiddels werk ik al zes jaar voor mezelf en doe ik wat ik het allerliefste doe: werken met woorden en gedachten. Ook volgde ik van 2017 tot 2021 een kleinkunstopleiding bij Studio Selma Susanna in Amsterdam. Een kleine theaterschool waar ik grootse dingen heb geleerd over het theatervak en waar poëzie en filosofie voor mij samenkomen.